Een gegeven is dat het werk en de wensen van mensen blijft veranderen. Dit vraagt om wendbare (school)organisaties en vooral om werknemers die nu en in de toekomst flexibel en productief aan de slag zijn. Duurzame Inzetbaarheid is daarmee ook niet alleen iets voor oudere werknemers. Het is iets waar de hele loopbaan aandacht voor nodig is, want juist dan plukt men de vruchten, óók op latere leeftijd.
Vitaliteit gaat niet alleen over gezondheid, maar ook over betrokkenheid van de werknemers bij de organisatie, betrokkenheid van de organisatie bij de werknemer, motivatie, inspiratie, creativiteit en het up-to-date houden van kennis en vaardigheden. Niet blijven hangen in het aanbieden van interventies, maar het gesprek aangaan. Het gaat niet om een oneindig scala aan interventies, het gaat om het gesprek. Weet wat er speelt en neem dán samen de juiste maatregelen.
De mens speelt een actieve rol bij het vormen van zijn werkrelaties en werkomgeving. De afgelopen jaren erkennen psychologen en economen in toenemende mate ook het belang van persoonlijkheid als voorspeller van duurzame inzetbaarheid. Het bepaalt voor een belangrijk deel waar iemands voorkeur naar uitgaat, in welk werk hij goed is en in welke werkomgeving iemand het best tot zijn recht komt.
Bevlogenheid als basis voor duurzame inzetbaarheid
Hoe word en blijf je bevlogen en wat zijn de gevolgen van bevlogenheid? Antwoorden op deze vragen zijn terug te vinden in het job demands-resourcesmodel (kort JD-R-model). De kernassumptie van het JD-R-model is dat elk beroep specifieke risicofactoren heeft die gerelateerd zijn aan stress en je deze factoren kunt opdelen in twee generieke categorieën, namelijk hulpbronnen en taakeisen.
- Taakeisen zijn die aspecten van de baan die fysieke of psychologische (cognitief en emotioneel) inspanning of vaardigheden vereisen. Deze aspecten zijn daarom geassocieerd met bepaalde fysiologische en psychologische kosten. Voorbeelden van taakeisen zijn werkdruk, omgaan met mondige ouders en leerlingen (emotionele taakeis) of veel tilwerk in de zorg (fysieke taakeisen). Deze taakeisen zijn niet per definitie negatief, maar kunnen wel stressoren worden wanneer het omgaan met deze taakeisen veel inspanning van de werknemer vraagt.
- Hulpbronnen zijn die aspecten van de baan die functioneel zijn in het behalen van werkdoelen, het stimuleren van persoonlijke groei en ontwikkeling en het reduceren van taakeisen en de daarbij behorende fysieke en psychologische kosten. Voorbeelden van hulpbronnen zijn: autonomie, sociale steun van collega’s en/of leidinggevende, feedback op prestaties etc.
Job Demands-Resources-model, prof. dr. Arnold B. Bakker
Het JD-R-model stelt bovendien dat er twee afzonderlijke, maar gerelateerde processen zijn. De eerste is het “health impairment proces”. Dat is als het ware de kostenkant van het model. Dit model stelt dat taakeisen, wanneer ze te hoog zijn, kunnen leiden tot burn-out klachten. Deze burn-out klachten hebben een negatieve impact op uitkomsten als prestatie, welzijn en gezondheid van de werknemer. Als bijvoorbeeld de werkdruk te hoog is, raken mentale en fysieke bronnen uitgeput wat leidt tot uitputting en gezondheidsproblemen.
Daarnaast is er het motivationele proces. Dit proces houdt in dat hulpbronnen tot bevlogenheid kunnen leiden wat vervolgens een positieve impact heeft op een werknemers gezondheid, prestatie en welzijn. Bijvoorbeeld, gedegen feedback van je leidinggevende (hulpbron) leidt tot verhoogde motivatie en betere competentie waardoor het een positieve impact op de prestatie heeft.
Naast deze directe relaties zijn er ook interacties tussen taakeisen en hulpbronnen. Een propositie van het JD-R-model is dat juist deze interactie tussen taakeisen en hulpbronnen belangrijk is bij het ontstaan van zowel werkgerelateerde stress als motivatie. Zo kunnen hulpbronnen (gedeeltelijk) voorkomen dat taakeisen tot stress en burn-out leiden. Ze kunnen deze relatie als het ware temperen. Bij een hoge werkdruk kan het bijvoorbeeld helpen als je veel autonomie hebt om zelf je taken te plannen en te bepalen hoe je ze uitvoert. Dit kan ervoor zorgen dat de werkdruk behapbaar blijft en minder snel omslaat in stress. Een andere interactie tussen hulpbronnen en taakeisen heeft met bevlogenheid te maken. Hulpbronnen werken vooral motiverend als de taakeisen ook hoog zijn. Als een docent op een ouderavond veel lastige oudergesprekken moet voeren (emotionele taakeisen), heeft sociale steun van een collega meer kracht en waarde dan op een dag waarop het heel rustig is. Een ander voorbeeld is dat je vooral kunt opgaan in je werk en er voldoening uit kunt halen als je wat te doen hebt (werkdruk). Een stimulerende werkomgeving met hoge taakeisen en rijk aan bronnen is de ideale mix om bevlogen te worden, c.q. te blijven.
Uitkomsten bevlogenheid
Zowel het onderwijs als het bedrijfsleven tonen veel interesse in het begrip bevlogenheid. Dit is met name zo vanwege de sterke associatie tussen bevlogenheid en prestatie. Professor dr. Arnold B. Bakker geeft vier redenen aan waarom bevlogen werknemers duurzaam presteren.
Ten eerste ervaren bevlogen werknemers veel positieve emoties, zoals vreugde en enthousiasme. Dit leidt ertoe dat ze voortdurend leren en nieuwe vaardigheden verwerven waarmee ze persoonlijke bronnen opbouwen. Deze persoonlijke bronnen dragen bij aan betere prestaties.
Ten tweede zijn bevlogen werknemers gezonder. Dit betekent dat ze in staat zijn zich volledig op het werk te concentreren en al hun energie aan het werk kunnen besteden.
Ten derde zijn bevlogen werknemers in staat hun eigen hulpbronnen te mobiliseren. Naar behoefte vragen ze feedback van hun leidinggevende of sociale steun van een collega.
Tot slot werkt bevlogenheid aanstekelijk. Met andere woorden, een bevlogen werknemer draagt ook bevlogenheid over op anderen in hun omgeving. Aangezien er steeds meer in teamverband gewerkt wordt, kan dit indirect de teamprestatie verbeteren.